Woonwagenbewoners
Hoe wonen woonwagenbewoners?
Rondtrekkenden
Wie zijn de rondtrekkende woonwagenbewoners?
Vele woonwagenfamilies hebben geen vaste (winter)verblijfplaats meer en zijn gedwongen om het hele jaar door rond te reizen, steeds op zoek naar een veilige haltplaats. Deze gedwongen rondtrekkende woonwagenbewoners zijn bijzonder kwetsbaar. Het gaat voornamelijk om Rom-gezinnen. Het Minderhedenforum schat dat er minstens 300 gezinnen gedwongen rondtrekken zonder enige vaste uitvalsbasis. De meerderheid van hen werd gedurende de laatste 5-10 jaar van hun illegaal (maar gedoogd) privéterrein verdreven omdat ze geen vergunning hadden om er te wonen, ook al stonden ze er al tientallen jaren.
De gedwongen rondtrekkenden zitten meestal in een financieel moeilijke positie. Ze hebben geen vast inkomen. Zonder vast adres mislopen ze vaak sociale rechten en uitkeringen. De opgejaagde levenswijze van de rondtrekkenden is niet gezond en de dagelijkse onzekerheid maakt veel mensen ziek. De kinderen volgen geen school en zieken krijgen geen adequate verzorging. Ze reizen niet meer uit vrije wil, maar omdat de maatschappij hen dwingt te vertrekken. Dat terwijl ze verlangen naar rust en een vaste plaats, van waaruit ze hun sociaal, familiaal en economisch leven kunnen organiseren.
Economisch blijven de rondtrekkenden vaak vasthouden aan hun traditionele handel, bv. in tweedehandsauto’s. Maar tegenwoordig komen ze daarmee moeilijk rond. Ondertussen verdwijnt de groepssolidariteit bij de Roms. De problemen van de Roms kunnen niet meer door de groep worden opgevangen. Elk gezin staat er meer en meer alleen voor. Dat heeft onder meer te maken met een groter wordende concurrentie bij het vinden van standplaatsen. (J. 80)
Voorbeeld: een hobbelig woonparcours, nog steeds zonder happy ending
Op het doortrekkersterrein staat een Rom-koppel heeft twee kinderen. Vaak staan ze samen met drie andere caravans van familieleden: de man zijn ouders, zijn twee broers en hun gezinnen. Ze trekken van doortrekkersterrein naar doortrekkersterrein. Vaak is er echter geen plaats. Dan weten ze niet waar naartoe. Soms stranden ze op een camping, in een veld, op een verlaten weg. Maar het liefst staan ze op het doortrekkersterrein van X: dat voelt momenteel als hun thuis aan. Ooit kocht de man samen met familieleden een terrein in Y. Het werd daarvoor al gebruikt als weekendverblijf. Ze hebben er twee jaar kunnen staan. Het was er goed: er was elektriciteit en dankzij de vaste uitvalsbasis konden zijn kinderen er naar school. Dit is erg belangrijk voor hem, want zelf is hij vroeger ook naar school geweest. Dat wil hij ook voor zijn kinderen! Maar na een tijdje werden ze verdreven door de gemeente omdat het terrein niet juist vergund was. Ze kregen er zelfs nog een fikse boete bovenop. Toen zijn ze terug moeten gaan doortrekken. Ze woonden gedurende een winter op een appartement. Dat was geregeld met een OCMW met bemiddeling van de beheerder van het referentieadres. De man is dankbaar dat het OCMW hen toen geholpen heeft. Maar het appartement was geen oplossing voor hen. Zijn vrouw had het er erg moeilijk en werd depressief. Ze was de hele dag alleen thuis terwijl hij ging werken. Ze miste de rest van de familie, want ze zijn het gewend om altijd bij de familie te zijn. De man zijn wens is om een vast terrein te hebben, toch zeker voor de winter. Dan kunnen de kinderen terug naar school gaan, kan hij vast werk vinden en kan zijn zieke vader betere medische zorgen krijgen.